Top

Wat is beter: BMI of vetpercentage?

Er bestaan verschillende manieren om je lichamelijke gezondheid te meten, zoals het vetpercentage en de Body Mass Index (BMI). Cardioloog en Tsuru expert Drs. Ruud van Langeveld legt uit wat beter is, en waarom.

De weegschaal is een logische eerste stap om je gewicht te bepalen. Op internet vul je vervolgens lengte en gewicht in, en je ziet meteen in welke categorie je valt. Eenvoudig en helder, maar is het nauwkeurig genoeg? 

Body Mass Index berekenen
De Body Mass Index (hierna BMI) ziet je gewicht als een alles omvattende hoeveelheid kilogrammen. Spieren en vetten, het valt er allemaal genadeloos onder. Hoewel een BMI meting makkelijk is en veelgebruikt, zegt het je niets over hoe ”vet” je echt bent. En dat wil je weten. De mate aan vet dat daadwerkelijk in je lichaam aanwezig is, heet het vetpercentage. Een man heeft een lager vetpercentage dan een vrouw, omdat hij meer spiermassa heeft. Een ouder wordend iemand zal in verhouding een hoger vetaandeel hebben door de dan langzaam afnemende spiermassa. Het vetpercentage is dus het hele lichaamsgewicht minus de rest. Wat er overblijft is vet. 

Vetgehalte meten
De formule is simpel, maar het meten van het vetgehalte in de praktijk blijft altijd een zekere schatting. De meest eenvoudige manier is met hulp van je ogen of met de huidplooitang. Je plaatst een tangetje op een aantal plaatsen op de huid en meet de dikte. Uit een tabel lees je vervolgens het vetpercentage af. Geloof het of niet, maar deze metingswijze is – afgezet tegen wetenschappelijke metingen – heel nauwkeurig gebleken.

Is het meten van het vetpercentage beter dan de BMI? Uit onderzoek blijkt dat 1/5 van de mannen en 1/10 van de dames een normale BMI heeft, maar wel te dik is. Ook als er volgens BMI sprake is van wat overgewicht, blijkt driekwart van de mannen toch obees te zijn naast ruim acht op de tien vrouwen. En dat is heel veel. Als je BMI boven de 30 is (niemand zal dan nog betwisten dat je onder de categorie obees valt), zie je dat het vetpercentage dat inderdaad beaamt.

De BMI is dus handig voor een snelle en oppervlakkige meting. Heel betrouwbaar is het niet, blijkt uit dit onderzoek, tenzij je BMI boven de 30 is. Voor een nauwkeurige meting is het vetpercentage dus beter. Een normale BMI zegt namelijk niet erg veel over je daadwerkelijke vetheid. Interessanter is om je BMI te vergelijken met de rest van Nederland. Gebruik hiervoor de Tsuru BMI tool.

Wat is beter: BMI of vetpercentage?

Er bestaan verschillende manieren om je lichamelijke gezondheid te meten, zoals het vetpercentage en de Body Mass Index (BMI). Cardioloog en Tsuru expert Drs. Ruud van Langeveld legt uit wat beter is, en waarom.

De weegschaal is een logische eerste stap om je gewicht te bepalen. Op internet vul je vervolgens lengte en gewicht in, en je ziet meteen in welke categorie je valt. Eenvoudig en helder, maar is het nauwkeurig genoeg? 

Body Mass Index berekenen
De Body Mass Index (hierna BMI) ziet je gewicht als een alles omvattende hoeveelheid kilogrammen. Spieren en vetten, het valt er allemaal genadeloos onder. Hoewel een BMI meting makkelijk is en veelgebruikt, zegt het je niets over hoe ”vet” je echt bent. En dat wil je weten. De mate aan vet dat daadwerkelijk in je lichaam aanwezig is, heet het vetpercentage. Een man heeft een lager vetpercentage dan een vrouw, omdat hij meer spiermassa heeft. Een ouder wordend iemand zal in verhouding een hoger vetaandeel hebben door de dan langzaam afnemende spiermassa. Het vetpercentage is dus het hele lichaamsgewicht minus de rest. Wat er overblijft is vet. 

Vetgehalte meten
De formule is simpel, maar het meten van het vetgehalte in de praktijk blijft altijd een zekere schatting. De meest eenvoudige manier is met hulp van je ogen of met de huidplooitang. Je plaatst een tangetje op een aantal plaatsen op de huid en meet de dikte. Uit een tabel lees je vervolgens het vetpercentage af. Geloof het of niet, maar deze metingswijze is – afgezet tegen wetenschappelijke metingen – heel nauwkeurig gebleken.

Is het meten van het vetpercentage beter dan de BMI? Uit onderzoek blijkt dat 1/5 van de mannen en 1/10 van de dames een normale BMI heeft, maar wel te dik is. Ook als er volgens BMI sprake is van wat overgewicht, blijkt driekwart van de mannen toch obees te zijn naast ruim acht op de tien vrouwen. En dat is heel veel. Als je BMI boven de 30 is (niemand zal dan nog betwisten dat je onder de categorie obees valt), zie je dat het vetpercentage dat inderdaad beaamt.

De BMI is dus handig voor een snelle en oppervlakkige meting. Heel betrouwbaar is het niet, blijkt uit dit onderzoek, tenzij je BMI boven de 30 is. Voor een nauwkeurige meting is het vetpercentage dus beter. Een normale BMI zegt namelijk niet erg veel over je daadwerkelijke vetheid. Interessanter is om je BMI te vergelijken met de rest van Nederland. Gebruik hiervoor de Tsuru BMI tool.